Begrijpelijke teksten versus makkelijke taal: wat is het verschil?

Jip en Janneke

Van gemeentelijke brieven tot websites van de Rijksoverheid: overal zie je dat organisaties werken aan teksten die duidelijk en toegankelijk zijn. Toch hoor je regelmatig 2 begrippen door elkaar gebruikt worden: “begrijpelijke teksten” en “makkelijke taal”. Hoewel ze op elkaar lijken, betekenen ze niet hetzelfde. In deze blog lees je wat het verschil is, waarom het ertoe doet en hoe je beide kunt inzetten om jouw lezers beter te bereiken.

Wat zijn begrijpelijke teksten?

Begrijpelijke teksten zijn teksten die de lezer in 1 keer snapt. Ze zijn helder van opbouw, hebben korte zinnen en vermijden onnodig vakjargon. Vaak ligt het taalniveau rond B1, wat door de meerderheid van de Nederlandse bevolking wordt begrepen. Het idee is dat je niet ellenlang hoeft te puzzelen om de kern te vinden. Denk aan duidelijke kopjes, actieve zinnen (“Wij helpen u graag” in plaats van “U wordt geholpen door…”), en herkenbare voorbeelden.

Waarom zijn begrijpelijke teksten belangrijk?

  1. Direct duidelijk: als een bericht meteen helder is, hoeven mensen minder vaak te bellen of mailen met vragen. Dit bespaart tijd en voorkomt frustratie.
  2. Inclusief: begrijpelijke teksten zijn toegankelijk voor een breed publiek. Ook hogeropgeleiden vinden het prettiger om in een oogopslag te zien wat belangrijk is.
  3. Verhoogt vertrouwen: een organisatie die begrijpelijk communiceert, straalt transparantie en servicegerichtheid uit.

Wat is makkelijke taal?

Makkelijke taal (of eenvoudige taal) gaat nog een stap verder en is vooral bedoeld voor mensen met een beperkte taalvaardigheid of laaggeletterdheid. Hier ligt het taalniveau vaak op A2: heel eenvoudige woorden, ultrakorte zinnen en soms zelfs visuele ondersteuning, zoals pictogrammen. Je vindt makkelijke taal bijvoorbeeld in voorlichting over verkiezingen voor mensen die lezen lastig vinden, of in speciale edities van het nieuws. Sommige mensen vinden dit bijvoorbeeld lijken op taal op het ‘Jip en Janneke niveau’

Waar is makkelijke taal handig voor?

  1. Specifieke doelgroepen: mensen die moeite hebben met lezen, hebben baat bij taal die écht simpel is.
  2. Belangrijke basisinformatie: instructies of handleidingen over bijvoorbeeld gezondheidszorg of stemmen, waar het cruciaal is dat iedereen het begrijpt.

De grootste verschillen op een rij

  1. Doelgroep
    • Begrijpelijke tekst: geschreven voor iedereen, met B1 als richtlijn
    • Makkelijke taal: speciaal voor mensen die echt moeite hebben met lezen, meestal op A2-niveau
  2. Woordkeuze
    • Begrijpelijke tekst: eenvoudige woorden, maar er zijn uitzonderingen. Af en toe mag er een wat lastiger woord in, als het goed uitgelegd wordt
    • Makkelijke taal: zo min mogelijk onbekende of langere woorden. Veel herhaling en uitleg als iets niet direct duidelijk is – soms zelfs ‘lelijke’ of ‘saaie’ teksten, 100% gericht op het meekrijgen van iedereen
  3. Zinslengte
    • Begrijpelijke tekst: korte tot middellange zinnen, meestal in actieve vorm
    • Makkelijke taal: nog kortere zinnen (vaak niet meer dan 10 woorden), meestal enkelvoudige zinnen zonder bijzinnen
  4. Structuur en vormgeving
    • Begrijpelijke tekst: heldere opbouw, duidelijke koppen, witruimte, maar niet altijd extra beelden of pictogrammen
    • Makkelijke taal: vaak extra ondersteuning in de vorm van beeld, grotere letters en veel witruimte om het lezen te vergemakkelijken

Waarom dit onderscheid belangrijk is

Veel organisaties willen hun communicatie zo toegankelijk mogelijk maken, maar lopen daarbij tegen verschillende uitdagingen aan. Een van die uitdagingen is dat niet iedereen dezelfde taalvaardigheid heeft. Het is dan ook niet altijd genoeg om alleen voor “B1-niveau” te schrijven: voor 3,3 miljoen Nederlanders met laaggeletterdheid is zelfs B1 soms al te moeilijk. Tegelijkertijd klinkt te eenvoudige taal voor een algemene doelgroep soms weer kinderachtig.

Kortom: Begrijpelijke teksten zijn ideaal om een breed publiek te bereiken. Makkelijke taal is noodzakelijk als je specifiek mensen bedient die lage leesvaardigheden hebben of net de taal leren. Beiden kunnen dus naast elkaar bestaan en vullen elkaar aan.

Tips om het juiste niveau te kiezen

  1. Ken je doelgroep
    • Maak een inschatting: wie leest deze tekst, en wat is hun leesvaardigheid? Schrijf je bijvoorbeeld voor alle burgers (B1)? Of voor een kwetsbare groep die extra ondersteuning nodig heeft (A2)?
  2. Test je tekst
    • Laat de tekst lezen door iemand die representatief is voor je doelgroep. Heeft diegene geen moeite met de inhoud? Dan zit je goed
  3. Houd het menselijk
    • Vermijd formele taal, ingewikkelde zinsconstructies en jargon. Ook in eenvoudige taal kun je volwassen, respectvol en duidelijk schrijven zonder dat het kinderachtig wordt
  4. Blijf kritisch
    • Let op dat je niet per ongeluk essentiële informatie weglaat. Wees niet bang om te schrappen, maar zorg dat alles wat belangrijk is, wél overkomt

Conclusie

Begrijpelijke teksten en makkelijke taal worden soms door elkaar gehaald, maar er zit een wezenlijk verschil tussen beide. Begrijpelijke teksten richten zich op een brede groep en streven naar heldere, direct toegankelijke boodschappen (vaak op B1-niveau). Makkelijke taal is er voor mensen die echt worstelen met lezen en dus extra vereenvoudigde en visueel ondersteunde teksten nodig hebben (A2-niveau).

Wil je iedereen bereiken? Overweeg dan een duidelijke standaardtekst voor de meeste mensen én een eenvoudige variant voor specifieke groepen die extra steun nodig hebben. Zo zorg je dat iederéén de informatie begrijpt en kan meedoen.